Jonggehandicapten aan de slag – Werk in uitvoering voor gemeenten

En weer zijn plannen van het kabinet onder druk van D66, Christen Unie en SGP bijgestuurd. Een parlementaire meerderheid voor de Participatiewet is daarmee een feit. Op een belangrijk onderdeel van de wet moest het kabinet bakzeil halen. De door de constructieve oppositie afgedwongen aanpassingen leiden tot een tweesporenbeleid voor jonggehandicapten.

Het tweesporenbeleid bestaat eruit dat de zittende groep Wajongers bij UWV blijft (‘Wajong reparatie’, met inkomensbescherming), terwijl nieuwe jonggehandicapten vanaf 2015 onder verantwoordelijkheid van gemeenten gaan vallen (met nadruk op participeren naar vermogen). De Wajong is na 2015 alleen toegankelijk voor degenen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn.

Wat heeft de Participatiewet jonggehandicapten te bieden? Maken ze nu meer kans op de arbeidsmarkt? Zijn de intenties van werkgevers om jonggehandicapten aan een baan te helpen, meer waard dan de intenties bij de vorige wet met een quotumdreiging (de WAGW uit de jaren ’80)?  Gaat de Participatiewet straks de boeken in als de wet van de goede bedoelingen, zonder te zorgen voor minimale randvoorwaarden voor succes? Laten we eens zien wat de arbeidsmarktpositie van jonggehandicapten voorstelt, om vervolgens te kijken naar de voetangels en klemmen voor gemeenten in hun rol om jonggehandicapten naar werk te leiden.

Arbeidsmarktpositie
De afstand tot de arbeidsmarkt is bij jonggehandicapten over het algemeen groot en die afstand zal slechts door een beperkt aantal jonggehandicapten op eigen kracht overbrugd kunnen worden. Naast de handicap heeft een groot deel van de huidige Wajongers geen startkwalificatie (een opleiding op tenminste mbo-2 niveau). Fulltime werken is vaak niet mogelijk. Ondanks de slechte uitgangspositie werkt bijna een kwart van de Wajongers (zie figuur 1). De positieve trend is echter wel in 2012 doorbroken: het aandeel werkenden neemt af (met name onder de jongste groep Wajongers).

Figuur 1. Werkende Wajongers  aan het einde van het jaar

2008 2009 2010 2011 2012
Aantal werkenden 46.000 47.600 50.400 54.000 53.000
Aandeel werkenden 25,7% 24,8% 24,6% 25% 23,4%
– bij reguliere werkgever 11,5% 11,4% 12,1% 13,2% 12,2%
– in of via Wsw 14,2% 13,4% 12,5% 11,7% 11,2%

 Bron: UWV Monitor Arbeidsparticipatie 2013.

Een meerderheid van Wajongers werkt met inzet van één of meer re-integratie instrumenten (zie figuur 2). Ongeveer zestig procent van de Wajongers die bij een reguliere werkgever werkzaam is, doet dat met een vorm van ondersteuning. De gecombineerde inzet van jobcoach en loondispensatie komt veel voor. Daarnaast krijgen Wajongers vaak nog hulp van hun leidinggevende en hun collega’s en zijn er aanpassingen in het werk zelf nodig, zoals een lager werktempo, minder uren werken of een aangepast takenpakket.

Figuur 2. Inzet re-integratiemiddelen bij een reguliere werkgever

2011 2012
Aantal Aandeel Aantal Aandeel
Aantal werkenden 28.600 27.700
Inzet instrument:
– jobcoach   9.600 34%   9.700 35%
– loondispensatie 11.500 40% 11.400 41%
– loonkostensubsidie   4.300 15%   2.200   8%
– re-integratietraject   7.400 26%   5.500 20%
– overige voorziening   1.500   5%   1.300   5%
Werkt met minimaal 1 instrument 17.200 60% 16.000 58%

In het eerste jaar nadat Wajongers aan het werk zijn gekomen, is er veel werkuitval:

  • 49% aan het werk gekomen in 2011 is (nog) aan het werk na één jaar;
  • 37% aan het werk gekomen in 2011, is een jaar aaneengesloten aan het werk geweest.

Dit betekent dat veel jonggehandicapten met een beperking opnieuw naar werk begeleid moeten worden.

Bij werkuitval spelen de kenmerken van de baan een belangrijke rol. Wajongers die aan werk komen, hebben veelal tijdelijke contracten. Deze contracten worden beperkt omgezet in vaste contracten. Eenmaal langere tijd aan het werk, houden Wajongers dat meestal ook vol. Van degenen die eind 2011 werkten, was 84 procent een jaar later nog (of weer) aan het werk. Wajongers in de sw hebben meestal een vast contract. Wajongers bij een reguliere werkgever, hebben in ruim de helft van de gevallen een vast contract.

Inkomsten
Veel  werkende Wajongers hebben een aanvullende uitkering nodig om het wettelijk minimumloon (WML) te realiseren (zie figuur 3). Van de Wajongers die werken bij een reguliere werkgever verdient 72 procent minder dan WML. Het niet verdienen van het WML kan ook komen omdat men een beperkt aantal uren kan werken (terwijl men per gewerkt uur wel  het WML realiseert).

Figuur 3. Inkomsten uit werk van Wajongers die werken bij reguliere werkgever (t.o.v. WML)

  Eind 2011 Eind 2012
< 20% 15% 15%
> 21% – 50% 27% 28%
> 50% – 75% 19% 18%
> 75% – 100% 11% 11%
> 100% 28% 28%
Totaal 100% 100%

Voetangels
Naast het feit dat de uitgangspositie van jonggehandicapten op de arbeidsmarkt niet gunstig is, zijn er meer redenen die het voor gemeenten lastig maken om de re-integratierol voor de nieuwe groep jonggehandicapten vanaf 2015 goed in te vullen. Enkele in het oog springende voetangels en klemmen zijn:

  • Mogelijk vallen meer jonggehandicapten onder de Participatiewet

Volgens schattingen van het kabinet zullen structureel 170.000 jonggehandicapten onder de Participatiewet gaan vallen. Dat aantal zou weleens hoger uit kunnen pakken als we recente cijfers van UWV bekijken: van de instroom in de Wajong in 2012 valt slechts 7 procent onder de uitkeringsregeling (als er om medische en/of arbeidskundige redenen, geen enkel perspectief op een baan is, ook niet met ondersteuning). Als na 2015 van de huidige instroom in de Wajong (15.000 mensen per jaar) een ruime meerderheid bij gemeenten aanklopt, kan de schatting van het kabinet bij het oud vuil en daarmee ook het financiële plaatje van inzet middelen.

  • Vrijheid van inzet van middelen is voorlopig beperkt

Het is de vraag of vanaf 1 januari 2015 het re-integratiebudget toereikend is om de door de gemeente uit te zetten beleidskoers te kunnen uitvoeren. Dit hangt niet alleen samen met de omvang van het budget, maar ook met het gegeven dat zo’n driekwart van het re-integratiebudget onderdeel is van vaste verplichtingen bij mensen die werkzaam zijn bij de sociale werkbedrijven (bij tegenvallers in de sw kan dit aandeel zelfs oplopen).

  • Prioriteit om zittende Wajongers naar werk te begeleiden

De mogelijkheden voor jonggehandicapten om een plek op de arbeidsmarkt te veroveren zijn toegenomen met de garantstelling van werkgevers in het sociaal akkoord van 2013.  Inmiddels zijn afspraken gemaakt dat de zittende Wajongers met arbeidsvermogen (ook als er sprake is van een verdienvermogen boven 100% WML) ‘de eerste jaren met voorrang in aanmerking’ komen  voor de 125.000 garantiebanen (zie kamerbrief van 3 februari 2014).  Daarmee concurreren ze met jonggehandicapten die onder verantwoordelijkheid van gemeenten vallen.

  • Zittende Wajongers zijn goedkoper voor werkgevers

UWV kan met de inzet van loondispensatie werkgevers compenseren voor productiviteitsverlies van jonggehandicapten. Gemeenten kunnen hiervoor loonkostensubsidie (LKS) inzetten. Bij loonkostensubsidie ontvangt de werkgever compensatie voor het verschil tussen de loonwaarde en WML, maar betaalt de werkgever ook voor het verschil tussen WML en het cao-loon. LKS is in de meeste situaties een duurder instrument dan loondispensatie (hierbij spelen ook werkgeverslasten mee).

  • Jonggehandicapten zonder recht op uitkering  grote kostenpost voor gemeenten

De boodschap van het kabinet voor gemeenten luidt:  zorg voor  een ‘evenwichtige verdeling van re-integratie-instrumenten over de brede gemeentelijke doelgroep’ (nota n.a.v. verslag, p 22). Welke prioriteit gaan gemeenten geven aan jonggehandicapten die de gemeente (structureel) geld gaan kosten als ze aan werk worden geholpen? Dit is het geval als jonggehandicapten geen recht hebben op een uitkering, maar wel structurele inzet van re-integratie instrumentarium nodig hebben, om aan werk te komen en te blijven. Nu al is het zo dat gemeenten aangeven, bepaalde re-integratie instrumenten alleen in te zetten voor degenen die een bijstandsuitkering hebben en niet voor niet uitkeringsgerechtigden (nuggers).

Werk aan de winkel
Ondanks de vele hobbels op de weg naar werk, liggen er de nodige kansen voor gemeenten om jonggehandicapten daadwerkelijk stappen vooruit te helpen. Drie punten lichten wij er uit:

  • Op het geld zal het niet hangen

Meer dan een miljard euro is er de komende jaren beschikbaar om vooral mensen met afstand tot de arbeidsmarkt meer kansen te bieden. Gemeenten kunnen direct en soms indirect gebruik maken van deze pot met geld en onder andere benutten om jonggehandicapten naar werk te begeleiden.

Nederland ontvangt  in de periode 2014 – 2020 zo’n 450 miljoen euro aan ESF geld. Het kabinet wil ongeveer 70 procent van het budget ter beschikking stellen aan gemeenten voor ‘actieve inclusie’ van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.

Daarnaast heeft het ministerie van SZW als onderdeel van het sociaal akkoord 590 miljoen beschikbaar gesteld voor cofinanciering van sectorplannen. Eén van de doelen is gericht op het in dienst nemen van kwetsbare werknemers.

  • Gemeenten kunnen actief met werkgevers ‘meedenken’ over invulling garantstelling

Gemeenten kunnen als opdrachtgever, bedrijven de goede kant uit sturen. Dit kan bijvoorbeeld door het toepassen van ‘social return on investment’ (SROI) bij inkoop en aanbestedingen. Meer dan de helft van de gemeenten hanteert bij aanbestedingen  al de voorwaarde dat de opdrachtnemer  mensen moet inzetten met een afstand tot de arbeidsmarkt (VNG informatiemail over Social Return, mei 2012).

Mogelijkheden om hokjesgeest op overlappende beleidsterreinen te doorbreken

Gemeenten zijn nadrukkelijk aan zet op verschillende terreinen. Zij worden geacht de samenhang tussen transities uit te werken in een periodiek plan (in het kader van de Wmo). Waar mogelijk en noodzakelijk, kan de gemeente een integraal arrangement aanbieden als het gaat om werk en ondersteuning.

Tot slot
In de sociale zekerheid is de afgelopen decennia stap voor stap afscheid genomen van regelingen die primair gericht waren op inkomensbescherming, om vervolgens regelingen op te tuigen die participatie hoog in het vaandel hebben. Zorgen over de mogelijkheden om jongehandicapten een kans op de arbeidsmarkt te bieden, blijven met de  invoering van de Participatiewet onverminderd groot. De ambitie van het kabinet om jonggehandicapten met arbeidsvermogen een serieuze kans te bieden op de arbeidsmarkt  is nog verre van gerealiseerd. Als alleen gemeenten aan dit nieuwe vehikel gaan trekken, is de opzet van het kabinet bij voorbaat gedoemd te mislukken. Ook van scholen die jonggehandicapten onder hun hoede hebben, werkgevers, hulpverleners, collega’s op de werkvloer en niet in de laatste plaats jonggehandicapten zelf, wordt een andere insteek verwacht. Alleen dan is er een redelijke kans, dat als we straks terugkijken op deze wijzigingen in de Participatiewet, we kunnen constateren dat de doelstellingen van de wet zijn gerealiseerd, zodat  de wet niet de boeken in hoeft te  gaan als de wet van de  platte bezuinigingen. Blijf vooral geen toeschouwer.

Auteurs: Sjaak Koehler en Kiki de Rooij. Zij zijn beide werkzaam als adviseur bij SV Land.

Adresgegevens

SV Land
Röntgenlaan 13
2719 DX Zoetermeer
Routebeschrijving

Nieuwsbrief