Inkomensverschillen zijn stabiel en relatief klein
De economische crisis die eind 2008 zijn intrede deed, leidde niet tot veranderingen in de inkomensongelijkheid. Daarnaast is de inkomensongelijkheid in Nederland klein in vergelijking met andere landen.
Wel begonnen door de ingestorte woningmarkt de vermogensverschillen tussen huishouden licht op te lopen. Dit heeft het CBS vandaag bekend gemaakt naar aanleiding van de publicatie ‘Welvaart in Nederland 2014’.
Inkomensongelijkheid stabiel
Gemiddeld kwam het besteedbare inkomen van een huishouden in 2012 uit op 33,2 duizend euro. Om de inkomens onderling vergelijkbaar te maken zijn ze gecorrigeerd voor omvang en samenstelling van het huishouden. De 20 procent huishoudens met de hoogste inkomens ontvingen 36 procent van het totale inkomen. Hoe hoger het inkomen, hoe meer er naar verhouding betaald moet worden aan inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen (AOW, Anw en AWBZ). In 2011 werd in totaal 82,5 miljard hieraan betaald. De laagste 10 procentgroep van de bruto-inkomens betaalde hiervan 0,5 miljard (0,6%) en de hoogste 10 procentgroep was goed voor 31,3 miljard (37,9 procent), meer dan 60 keer zoveel.
Bij 0,6 procent (45 duizend) van alle huishoudens was er sprake van een negatief inkomen. In de meeste gevallen ging het hierbij om zelfstandigen die verlies hadden geleden. Iets meer dan 0,3 procent (25 duizend) van de huishoudens beschikte over een inkomen van meer dan een ton. Dit waren voor het merendeel huishoudens van zelfstandigen of directeuren-grootaandeelhouders. De inkomensongelijkheid onder huishoudens in Nederland was in 2012 vrijwel even groot als in voorgaande jaren. Alleen in 2007 nam deze even licht toe. Dit kwam door een gunstige fiscale regeling voor directeuren-grootaandeelhouders.
Inkomensverschillen in Nederland relatief klein
Vergeleken met landen binnen en buiten Europa zijn in Nederland de inkomensverschillen klein. Zo staat Nederland in de top-5 van Europese landen met de laagste inkomensongelijkheid. Het meest egalitaire land is Slovenië, gevolgd door Zweden, Tsjechië en Slowakije. Wel ligt in deze landen, behoudens Zweden, het welvaartsniveau aanzienlijk lager dan in Nederland. In Letland, Bulgarije, Portugal, Spanje en Griekenland zijn de verschillen tussen de inkomens groot.
Hoogste vermogen bij ouderen
In 2012 bedroeg het totale vermogen 1 166 miljard euro; gemiddeld per huishouden was dit 157 duizend euro. Slechts weinig huishoudens zullen zich in dit gemiddelde herkennen. De helft heeft minder dan 27 duizend euro, terwijl een relatief klein aantal huishoudens over een hoger vermogen beschikt. Begin 2012 was 80 procent van het vermogen in handen van de 20 procent meest vermogende huishoudens. Deze verhouding is enigszins misleidend aangezien de hoogte van het vermogen sterk afhankelijk is van de levensfase. Vermogen is per leeftijdscategorie aanzienlijk minder ongelijk verdeeld. Hoe ouder hoe hoger het vermogen. Jonge mensen aan het begin van hun arbeidscarrière verdienen relatief weinig, kunnen weinig geld opzij zetten en nemen vaak een flinke schuldenlast op hun schouders bij de aankoop van een eigen woning. Gezinsuitbreiding dempt de besteedbare ruimte nog verder. Naarmate de personen ouder worden, verbetert ook hun financiële positie. Het arbeidsinkomen op grond van werkervaring en het aanvaarden van beter betaalde functies stijgt zodat er ruimte is voor verdere vermogensaanwas. Tegelijkertijd wordt veelal een steeds groter deel van de hypotheek afgelost. Bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd vallen de oudere huishoudens weliswaar terug in inkomen maar zij hebben wel het hoogste aandeel woningbezitters met veelal nagenoeg afgeloste hypotheken. Hun vermogen bedroeg in 2012 gemiddeld bijna 250 duizend euro.
Bij het vaststellen van de fiscale hypotheekschuld kon vanwege het ontbreken van waarnemingen geen rekening worden gehouden met opgebouwde tegoeden bij spaar- en beleggingshypotheken. Ook zijn de pensioenaanspraken niet tot het vermogen gerekend, omdat het hier gaat om geblokkeerd vermogen waarover men niet vrijelijk kan beschikken. Het pensioenstelsel is momenteel zo ingericht dat het door premiebetaling opgebouwde vermogen met ingang van het pensioen alleen geleidelijk vrijkomt en niet kan worden nagelaten aan derden. Als de pensioenaanspraken wel meegeteld zouden worden, dan zouden de vermogensverschillen kleiner zijn. De pensioenvoorziening bedroeg in 2012 voor alle huishoudens samen ruim 900 miljard euro.
Malaise huizenmarkt veroorzaakt stijging vermogensongelijkheid
De vermogensverschillen fluctueerden in de periode 2006-2012 beduidend meer dan de inkomensverschillen. Vanaf 2009 neemt de ongelijkheid in het vermogen tussen huishoudens toe. Dit komt vooral door de gedaalde waarde van de woning en de toename van de hypotheekschuld bij woningeigenaren. Bij de minder vermogenden bestaat het vermogen vrijwel uitsluitend uit de waarde van de eigen woning minus de hypotheekwaarde. Hun vermogen slonk hierdoor verhoudingsgewijs meer dan dat van huishoudens met een hoger vermogen, die vaak ook over bijvoorbeeld aandelen en spaargelden, beschikken. Hierdoor groeiden de vermogensverschillen tussen de huishoudens. Als de (eigen) woningwaarde en uitstaande hypotheekschuld buiten beschouwing blijven, is er nauwelijks sprake van toenemende vermogensongelijkheid. De gestegen vermogensongelijkheid is een direct gevolg van de aan het begin van de crisis ingestorte woningmarkt. Vanaf eind 2013 is er weer herstel zichtbaar. Te zijner tijd zal duidelijk worden of een herstel van de woningmarkt de vermogensongelijkheid weer op een lager niveau zal brengen.
Welgestelden wonen in het westen
Huishoudens met een hoog inkomen en/of een hoog vermogen wonen overwegend in gemeenten in het westen van het land. De toptien wordt gevormd door Rozendaal, Bloemendaal, Laren, Blaricum, Naarden, Heemstede, Wassenaar, Oegstgeest, Alphen-Chaam en Westvoorne. Meer dan 36 procent van de huishoudens in de toptien gemeenten is welgesteld, dat is ruim twee keer zo veel als het landelijk gemiddelde. De gemeenten met weinig welgestelde huishoudens liggen vooral in het noorden en het oosten van het land. De minst welvarende gemeente is Pekela. Ook in de Limburgse gemeenten Kerkrade, Brunssum en Heerlen wonen met nog geen 7 procent naar verhouding weinig welgestelde huishoudens.
Bron: CBS