Payroll constructie onder druk
Payrollconstructies hebben de laatste jaren in toenemende mate aan populariteit gewonnen. In de wet komt een definitie van “payrolling” echter niet voor. Bij payrolling verzorgt een bedrijf zelf de werving en selectie van een werknemer om vervolgens die werknemer onder zijn leiding en toezicht exclusief in zijn bedrijf tewerk te stellen, terwijl de werknemer een (schriftelijke) arbeidsovereenkomst sluit met een payrollbedrijf.
Het voordeel voor het inlenende bedrijf is dat het payrollbedrijf de juridische en administratieve aangelegenheden overneemt. Het payrollbedrijf is daardoor de formele werkgever, terwijl het inlenende bedrijf materieel werkgever is. Het inlenende bedrijf creëert bovendien flexibiliteit, want kan gemakkelijk van de werknemer af komen door simpelweg de opdracht met het payrollbedrijf de“Payrollconstructie op te zeggen. Het payrollbedrijf kan de arbeidsovereenkomst met de werknemer vervolgens op zijn beurt weer opzeggen wegens de beëindiging van de opdracht. Daarvoor moet wel bij UWV Werkbedrijf ontslag worden aangevraagd wegens verval van een arbeidsplaats.
Wetsvoorstel
Inmiddels lijkt de payrollconstructie meer en meer onder druk te komen staan. De PvdA en de SP hebben eind 2012 in de Tweede Kamer het wetsvoorstel ‘Wet zekerheid voor flexibiliteit’ ingediend. De wet, die nog door de Tweede Kamer behandeld moet worden, heeft als doel de beperktere ontslagbescherming van de payrollwerknemer aan te pakken. Wanneer een werknemer exclusief ter beschikking is gesteld aan één opdrachtgever en die opdrachtgever zelf de werving en selectie van de werknemer heeft verzorgd, dan gaat de wet er vanuit dat geen sprake is van een uitzendovereenkomst, maar van een arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en de opdrachtgever (het inlenende bedrijf). Op die manier geniet de payrollwerknemer dan evenveel bescherming als de gewone werknemers die bij het bedrijf werkzaam zijn. Het uitbesteden van personeelsadministratie- en loonbetalingen aan een externe organisatie blijft gewoon mogelijk.
Rechtspraak
In de rechtspraak wordt al steeds vaker door de payrollconstructie heen gekeken, wat verschillende onvoorziene gevolgen kan hebben. Eind 2012 oordeelde de kantonrechter Rotterdam dat moet worden gekeken naar de algehele arbeidsverhouding waar de werknemers deel van uitmaken, dus ook naar de positie van de inlener als materiële werkgever. De arbeidsverhouding zoals die in deze kwestie aan de orde was, dient volgens de kantonrechter aangemerkt te worden als een arbeidsverhouding tussen het inlenende bedrijf en de werknemers. Aldus werd door de payrollconstructie ‘heen gekeken’. Het afspiegelingsbeginsel diende over het gehele personeelsbestand van het inlenende bedrijf te worden toegepast. Gevolg: veel van de voor ontslag voorgedragen werknemers waren verkeerd geselecteerd.
In twee andere recente uitspraken werd eveneens door de constructie heen gekeken. In de eerste kwestie oordeelde de kantonrechter Enschede dat het payrollbedrijf geen invulling had gegeven aan twee van de drie kernelementen van de arbeidsovereenkomst: arbeid en gezag, maar enkel de betaling van het loon op zich nam, zodat het payrollbedrijf niet als werkgever van de werknemer kon worden gezien (het payrollbedrijf werd daarom niet-ontvankelijk verklaard, zodat de arbeidsovereenkomst niet werd ontbonden).
In de tweede kwestie vorderde een werknemer loondoorbetaling, waarbij hij zowel het inlenende bedrijf als het payrollbedrijf aansprak. De arbeidsovereenkomst was gesloten met het payrollbedrijf, die ook het loon betaalde. De werknemer verrichte de werkzaamheden voor en in bedrijfskleding van het inlenende bedrijf. De werknemer verklaarde dat hij nog nooit iemand van het payrollbedrijf had gezien. Op basis van dit feitencomplex oordeelde de kantonrechter Almelo dat feitelijk sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en het inlenende bedrijf.
Conclusie
Het lijkt erop dat vanuit de wetgeving en rechtspraak een tendens is ontstaan waarbij constructies die ten doel hebben te voorkomen dat een arbeidsovereenkomst ontstaat en op die manier werknemers ontslagbescherming onthouden, onmogelijk worden gemaakt. Als deze lijn wordt doorgezet, zal dat voor inlenende bedrijven kunnen betekenen dat zij minder gemakkelijk van payrollwerknemers afscheid kunnen nemen dan op voorhand gedacht, omdat de payrollwerknemers mogelijk bij hen in dienst zijn. Dit is een verschil met de uitzendwerknemer en de uitzendovereenkomst, waarvoor in tegenstelling tot de payrollconstructie wél een wettelijke basis bestaat en waarbij het inlenende bedrijf te allen tijde de opdracht kan beëindigen.
Bron: Flexmarkt