Tijdelijke aanpassingen werktijden na ouderschapsverlof mogelijk
Op 18 juni 2009 hebben de Europese sociale partners een raamovereenkomst gesloten inzake ouderschapsverlof. Implementatie van de hieruit voortvloeiende Europese richtlijn resulteerde recentelijk in wijzigingen van de Arbeidstijdenwet en de Wet arbeid & zorg.
Arbeidstijdenwet
Met het nieuwe artikel 4:1b, van de arbeidstijdenwet, geldend per 12 april 2012, kan een werknemer die het recht op ouderschapsverlof volledig heeft gebruikt, de werkgever verzoeken om tijdelijke aanpassing van het werkpatroon in verband met de zorg voor het kind. Het verzoek moet drie maanden voor afloop van het verlof bij de werkgever worden ingediend. De werkgever is verplicht uiterlijk vier weken voor de afloop van het ouderschapsverlof hierover te beslissen, rekening houdend met de eigen behoeften en die van de werknemer. De werkgever heeft dus een periode van twee maanden waarin kan worden vastgesteld of de gevraagde aanpassingen mogelijk zijn, en hij in staat is zo nodig organisatorische voorzieningen te treffen. De aanpassing van het arbeidspatroon beslaat in beginsel een periode van een jaar, maar kan – in onderling overleg – ook korter of langer duren.
Wet arbeid & zorg
In de Europese richtlijn is verder bepaald dat een werkgever een werknemer die ouderschapsverlof opneemt of wil opnemen, niet mag benadelen. In artikel 7:670 BW was al geregeld dat er een opzegverbod geldt voor werknemers die hun recht op ouderschapsverlof geldend maken. Met de implementatie van de richtlijn in het nieuwe artikel 6:1a van de Wet arbeid en zorg is de bescherming van werknemers die ouderschapsverlof aanvragen of opnemen aangescherpt. Naast het verbod tot opzegging is nu ook wettelijke bescherming geregeld in geval sprake is van een ‘minder gunstige behandeling’ van deze groep werknemers.
Bron: kamerstukken II 2011-2012, 33 107, nr. 3